Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Natuurbeschermingswet 1998

 

Artikel 21
1
Indien ten gevolge van het achterwege blijven van maatregelen het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument in ernstige mate vermindert of dreigt te verminderen, kunnen vanwege gedeputeerde staten in het beschermd natuurmonument maatregelen worden getroffen die noodzakelijk zijn om het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis te herstellen of te behouden.
2
De eigenaar en de gebruiker zijn verplicht het treffen van de maatregelen te gedogen.
3
Gedeputeerde staten gaan niet over tot het treffen van de maatregelen dan nadat zij de eigenaar en gebruiker het voornemen daartoe schriftelijk hebben medegedeeld en, behoudens onverwijlde noodzaak, na de mededeling ten minste vier weken zijn verstreken.
4
Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, en een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, met dien verstande dat de noodzakelijke maatregelen worden getroffen, indien gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het aangewezen gebied verslechtert of indien er verstorende factoren optreden die een significant effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. In het geval het gebied wordt beheerd door of onder verantwoordelijkheid van Onze Minister of een van Onze andere Ministers, worden zodanige maatregelen getroffen door Onze Minister onderscheidenlijk Onze andere Minister in overeenstemming met Onze Minister.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •